Nederlandse ordebewaarders
‘Over de Nederlandse overheid heb ik een slecht gevoel gekregen, want ze hebben zich niet bepaald menslievend gedragen.’
De Joodse Raad is een op initiatief van de Duitse bezetter, in februari 1941, in het leven geroepen Joodse organisatie die de Joodse gemeenschap in Nederland moet besturen. Naast Abraham Asscher, de opperrabbijn van de Hoogduitse-Israëlitische gemeente treedt David Cohen als medevoorzitter aan. Deze raad wordt opgericht als 'Joodse Raad voor Amsterdam' maar krijgt al snel de bevoegdheid over geheel Joods Nederland. Via de Joodse Raad geeft de bezetter bevelen aan de Joodse gemeenschap en haar leiders, zodat de instantie tot een doorgeefluik van de anti-Joodse maatregelen verwordt. In september 1943 wordt de leiding van de Joodse Raad naar het concentratiekamp Westerbork afgevoerd en houdt de Raad dus de facto op te bestaan.
In mei 1942 krijgen alle officieren van de Marechaussee een brief in de bus waarin hen wordt bevolen zich te melden ter controle. Dit is een valstrik want alle officieren worden opgepakt en naar een Duits krijgsgevangenkamp overgebracht. Kort daarop vindt er in het hele land een ontslaggolf plaats. Politiemannen van wie wordt aangenomen dat zij het Duitse Rijk vijandig gezind zijn, worden ontslagen en komen in aanmerking voor dwangarbeid in Duitsland. Hierdoor zit de angst er bij de meeste politiemannen goed in.